Nee, dat is geen straatfotografie. Klinkt die opmerking bekend? Daar sta je dan. Een belerend vingertje heeft je mooie foto gediskwalificeerd. Terecht? Misschien moeten we eens anders naar straatfotografie kijken. Of zelfs: terug naar de oorsprong.
Ik ken ze ook: zij die mijn foto’s géén straatfotografie vinden. Ik sta niet altijd “middenin de actie”, duw mijn onderwerp geen camera onder de neus. Ik leg meer nadruk op sfeer, kies eerder voor eenlingen dan voor groepen mensen. En laat ze graag uit beeld lopen. Ook dat hoort niet, naar het schijnt. Ik werk in kleur. Onvergeeflijk, volgens sommigen. En, niet schrikken, ik besteed zelfs enige aandacht aan nabewerking op de computer.
Uithaal naar de poortwachters
De Engelse fotograaf Sean Tucker raakte onlangs bij de vele volgers van zijn videokanaal een gevoelige snaar. Zijn video Photograph what makes you Happy, zie hieronder, is een beschaafd geformuleerde, maar stevige uithaal naar hokjesfanaten: de mensen voor wie straatfotografie (en andere genres) aan strikte normen moet voldoen. De labelmakers en gatekeepers tegen wie hij zich keert, kom je tegen in het echte leven, maar ze manifesteren zich het sterkst op sociale media. Daar spelen ze niet zelden voor curator van groepen of accounts die zich richten op straatfotografie. Of beter gezegd: hún definitie van straatfotografie, en dat is hun ogen dan ook de enig correcte.
Hokjes zijn handig. Zelfs Tucker gebruikt ze: kijk maar naar de titels van zijn video’s. Als je zegt dat je straatfotografie maakt, weten anderen (ongeveer) wat je doet, in één enkel woord. Een stuk makkelijker dan omstandig uitleggen hoe je werkt en wat het resultaat ervan is. Dat leidt te gauw tot vaagheid.
Maar hokjes werken ook beknellend. Mensen tasten altijd weer de grenzen af van wat mogelijk is. Genres staan bloot aan invloeden. En daarom moeten die hokjes soms eens goed verbouwd worden.
Amerikaanse voorbeelden
Velen denken bij straatfotografie aan foto’s die het leven in beeld brengen van mensen op straat, als het even kan terwijl ze ruziën, babbelen, kussen, protesteren, vechten, drinken, feesten, bedelen…
Het is de stijl van William Klein, Gary Winogrand, Robert Frank. Heel Amerikaans en vervlochten met de jaren vijftig en zestig. Drukke foto’s, en natuurlijk zwart-wit, want dat wordt als rauw, authentiek en realistisch beschouwd. Ook veel fotografen van het beroemde agentschap Magnum zijn hierin gespecialiseerd.
Mensen die heel rigide denken over straatfotografie, hangen vaak deze stijl aan, merk ik. Dat mag. Alleen vergeten ze iets. We leven niet meer in de jaren zestig. En we zijn niet allemaal Amerikanen. De trottoirs zijn hier smaller en minder druk. En de wereld is in kleur. Als er iets kunstmatig en onrealistisch is, dan is het wel zwart-witfotografie.
In de westerse wereld wordt vandaag veel minder buiten geleefd dan vijftig jaar geleden. De meeste markten zijn vervangen door winkels. Mensen verdienen hun geld achter de muren van kille kantoorgebouwen. Vrienden ontmoeten ze online, thuis of in een restaurant. Kinderen spelen amper nog buiten. En ‘s avonds is er geen nachtclub, maar Netflix.
Straatfotografie verandert
De openbare ruimte is steeds meer verworden tot een plek waar we ons van A naar B verplaatsen. Het liefst alleen, en snel, want de moderne mens heeft het druk-druk-druk. En met de eigen auto. Bus of trein zijn er voor als het echt niet anders kan. En wandelen we eens over een trottoir of rusten we uit, dan kijken we naar een gsm. Afgesloten van onze omgeving.
Kortom, de sociale interactie van vroeger, waarmee de Amerikaanse straatfotografie beroemd werd, bestaat amper nog in de westerse wereld. Hoe wil je hem dan fotograferen? Je moet ervoor reizen naar Azië, Afrika of Zuid-Amerika. Maar ook daar staat de tijd niet stil. En zelfs al probeer je het: nogal wat mensen van nu wantrouwen fotografen en vinden het niet leuk als jij met je camera op ze af komt. Ook dát was vroeger anders. Toen werd gefotografeerd worden nog als iets bijzonders of een hele eer beschouwd. Als je je tenminste niet te veel opdrong.
Straatfotografie is geen lijst van regels, gegoten in beton. Vandaag kan je haast elke foto in de openbare ruimte, waarbij het niet overduidelijk gaat om een portret of louter architectuur, straatfotografie noemen. Daar is niks mis mee. De wereld is gewoon veranderd. En dan moet een genre ook veranderen. Of je verzint een nieuw hokje.
Wat zei Osborne Yellott?
Maar wacht eens… Als we teruggaan naar de allereerste definitie van straatfotografie, dan blijken de hokjesfanaten het zelf fout te hebben!
Volgens de overlevering lanceerde fotograaf Osborne Yellott de term street photography, in een essay in 1900. Hij identificeerde twee soorten straatfotografie. Aan de ene kant, een die zich richtte op pictorial treatment of locality: het in beeld brengen van een specifieke locatie. Aan de andere kant: record of scene or incident which may possess sentiment or merely human interest. Ofwel: een beeldverslag van een scène of voorval van sentimenteel of menselijk belang.
Twee verschillende benaderingen, maar volgens hem allebei straatfotografie. Door de jaren heen is de nadruk op de tweede komen te liggen. Maar er is nog die andere, waarbij de activiteit van mensen, zelfs hun aanwezigheid, niet doorslaggevend is. Degene die het genre als eerste definieerde, zag straatfotografie dus aanmerkelijk breder dan de labelmakers en gatekeepers.
Uiteindelijk doet het er niet toe hoe je het beestje noemt. Een foto waarmee je tevreden bent, is een geslaagde foto, ongeacht het etiket. Maar misschien moeten we de volledige definitie van Yellott eens in ere herstellen. Gewoon om de hokjesfanaten mee om de oren te kunnen slaan.
Doe het voor jezelf
Op deze website (en in mijn workshops) probeer ik het genre alle ruimte te geven. Dat ik de site straatfotograaf.be doopte, was vooral om te vertellen waarover ik niet schreef: je vindt hier geen gedetailleerde info over bijvoorbeeld portretten of landschappen, want zulke foto’s maak ik weinig.
Ik ben nooit bewust aan straatfotografie gaan doen. Pas gaandeweg kwam ik erachter dat je dit label op mijn stijl kon plakken, als je geest daar ruim genoeg voor was. Ik fotografeer nog altijd primair waar ik zin in heb. Dat het tegenwoordig de straat is, komt vooral omdat er zo weinig landschap in mijn achtertuin ligt.
Dat wil niet zeggen dat regeltjes niet handig kunnen zijn. Door grenzen te stellen kan je je eigen creativiteit versterken. Maar leg ze liever zelf op. Uiteindelijk ben je vooral je eigen keurmeester. Je maakt foto’s voor jezelf, als het goed is, en niet om iemand met al of niet bedenkelijke opvattingen te plezieren.
Volledig de nagel op de kop Marc.
Hokjesdenkers heb je in alle genres van het leven en ook in de fotografie. Tijd om sommige heilige huisjes eens te renoveren.
Weerom een leuke blogpost. Ben het helemaal eens met hetgeen jezelf en Sean Tucker willen zeggen. Maar uiteindelijk is het dus goed dat er hokjesdenkers zijn die de regeltjes ‘bewaken’. Op die manier kunnen de rebellen zoals jij (en ik ook wel) die regeltjes ‘benden’. Dus leve de ‘hokesdenkers’. In ieder geval shoot ik voor mezelf en wat me een goed gevoel geeft.