Een koppel in innige omhelzing op het perron van Brussel-Centraal: ik maakte de foto ergens in 2022. Laatst toonde ik hem tijdens een van mijn presentaties voor een fotoclub. “Met de ouderwetse typografie van Brussel-Centraal erbij krijgt de foto iets nostalgisch. Alleen het bordje Trans Europa Express op de trein ontbreekt nog”, zei ik. Waarop een van de toehoorders zei: “Je had dat bordje achteraf op de trein kunnen plakken.”
Dat kan natuurlijk. Het zette me even aan het denken. Waarom kies ik ervoor zulke dingen niet te doen? Wat doet fotoshoppen met straatfotografie?
Zoals veel fotografen bewerk ik foto’s op mijn computer. Hoewel de camera automatisch alle beelden als jpeg kan opslaan, prefereer ik controle over het eindresultaat en bewaar ik ze alleen als raw. Dit is het ruwe digitale bestand. Van daaruit maak ik mijn eigen bewerking, en uiteindelijk een jpeg.
Ver ga ik niet. Ik kijk naar kleurverhoudingen, contrast en belichting, maak correcties indien nog, en daar houdt het ongeveer op. Blauw blijft altijd blauw, en rood blijft rood, maar ik kan wel kleuren versterken of verzwakken. Ik voeg echter niets toe aan mijn foto’s en haal ook niks weg.
Nou ja, ik crop een beetje. Staande foto’s worden bij mij 3:2 formaat in plaats van 4:3 zoals de camera ze aanlevert. Dat vind ik mooier. Dus verdwijnt er links en/of rechts een reepje. Maar binnen het kader wat ik overhoud, wordt niets weggegomd of toegevoegd. En met dat reepje houd ik al rekening wanneer ik de foto componeer.
Vergeleken met het raw-beeld dat uit de camera floepte, is het eindresultaat niet helemaal what you see is what you get, maar het beeld is in wezen onveranderd, enkel verbeterd.
Fotoshop de vuilbak weg
De suggestie van de bezoeker van mijn presentatie was niet de eerste in die soort. Een studente fotografie leverde ooit commentaar op een van mijn foto’s. Op de achtergrond van een beeld waarop een wandelaar over de Antwerpse Parkbrug gaat, was een stukje van de oostelijke wand van de brug te zien (zie hieronder). Iets waar de studente overigens een vuilbak in meende te zien. “Mijn leraar zou zeggen dat je die vuilbak moet weg fotoshoppen”, zei ze.
(lees verder onder de foto)
Technisch is dat geen probleem. Ideaalbeelden creëren met digitale technologie was al geen rocket science, maar vergde tot voor kort wel enige handigheid. Photoshop en aanverwanten krijgen echter steeds meer functies die door artificiële intelligentie worden gestuurd. Die zijn zo simpel dat een zesjarig kind er “perfecte” beelden mee kan maken. En ik wou dat ik daarmee overdreef.
Wanneer houdt fotografie op en begint grafische vormgeving? Precies daar, denk ik. Grafische vormgeving is een manier om een boodschap over te brengen door beelden te manipuleren. Het doel heiligt daarbij de middelen. Een vormgever creëert op deze manier ideaalbeelden. En dat is ook wat je doet wanneer je een bordje Trans Europa Express toevoegt of een “vuilbak” weg fotoshopt. Het is iets anders dan enkel een kleur versterken of verzwakken, want dat heeft te maken met licht, en spelen met licht is waar fotografie om draait.
Ik heb geen problemen met fotoshoppen en hou van grafisch ontwerp. Maar zodra je gaat gommen en plakken, houdt het voor mij op straatfotografie te zijn.
Het einde van straatfotografie
Het is zeker niet zo dat ik een purist ben. Op Flickr heeft de fotografiepolitie al meerdere malen bijdragen van mij uit een straatfotografiegroep gesmeten omdat de beelden niet over mensen gingen, niet zwart-wit waren of te abstract. Om maar te zeggen: kennelijk ben ik niet street genoeg. Voor mezelf staat één ding wel vast: straatfotografie toont de wereld zoals ze door de straatfotograaf wordt gezien. En die wereld bestaat niet uit gefotoshopte ideaalbeelden.
De straat is een imperfecte plek. Naast de schoonheid is er vuil, naast orde is er chaos. Dus als er vuil en chaos in een foto opduiken, dan blijft dat daar. Zo is de wereld nu eenmaal. Door iets weg fotoshoppen of toevoegen raak je de essentie van straatfotografie. Dan maak je geen foto’s meer, maar schep je beelden op basis van foto’s. Dat mag, maar vertel het dan aan de wereld dat je foefjes gebruikt.
All that jazz
Straatfotografie ontstaat voor mij ter plaatse, als je bezig bent. Het wordt niet voor niks de jazz onder de fotografiegenres genoemd: het draait om improvisatie, om niet weten waar je naartoe gaat, om leven in het nu.
De aantrekkingskracht zit voor mij in de onvolkomenheden van het moment, in het feit dat je het moet doen met wat de rauwe werkelijkheid je aanbiedt. Je hoopt, al dwalend door de stad, iets te vinden wat je kan vastleggen met enkel het kader en de belichtingsdriehoek als middelen voor manipulatie. Mocht je iets “lelijks” tegenkomen, bijvoorbeeld vuil glas, dan kan je het zelfs bewust in je beeld verwerken.
“Het gaat om de vondst”, zo wist een andere bezoeker van dezelfde presentatie het treffend te verwoorden. Het proces om tot een foto te komen, dat koortsige zoeken naar iets fotografeerbaars, is voor mij minstens zo belangrijk als het resultaat, zo niet belangrijker.
Dat je soms thuiskomt zonder foto waarmee je tevreden bent, is dan maar zo. Dan had je maar beter je best moeten doen toen je buiten was. Of je had een dag geen geluk. Geen probleem. Je kan het een andere keer opnieuw proberen. De geschikte momenten waaien je vanzelf toe als je er maar genoeg energie in steekt. Zo vond ik ook dat koppel op het perron na een dag die verder niet overliep van hoogtepunten.
Trouwens, die Trans Europa Express rijdt al sinds 1995 niet meer via Brussel.