Zeg, die Cartier-Bresson is gewoon overroepen. Heb je die foto’s gezien? Zo onscherp!
Echt waar. Ik heb het iemand horen zeggen. Hij was niet eens de eerste. Er zijn best veel mensen die de fotografen van vroeger maar niks vonden. Waarom? Omdat hun plaatjes nog niet half zo scherp waren als een doorsneekiekje van vandaag. Wat een prutsers, zeg, hoor je de critici denken. Meestal herken je ze aan een Nikon of Canon die rond hun nek bungelt. Met een startprijs van duizend euro.
Leve de vuiligheid
De “onscherpe” foto’s van de oude meesters waren veelal het gevolg van de beperkte middelen waarmee ze werkten. Niet van een gebrek aan talent. De camera’s van toen konden niet beter. Voor mij zijn die beelden een herinnering eraan dat fotografie niks met megapixels en scherpte te maken heeft. Het gaat om wat een beeld zegt. Het gevoel dat de foto oproept. En onscherp vertelt soms meer dan scherp.
Sterker nog, in straatfotografie kan het een troef zijn. Ik heb straatfotografie graag onscherp. Niet altijd, hoor. Ik hou soms ook van clean, liefst een beetje abnormaal clean. Maar het mag op andere momenten gerust een tikkeltje vuil zijn. Of zelfs ongegêneerd smerig. Want zo is de straat. En zo is het leven.
Mijn ogen zijn trouwens ook niet zo scherp dat ik millimeters diep in de poriën van mijn overbuurman in de tram kan kijken. Ik zou het ook niet willen. Moet ik dan een camera hebben die dat wel kan? Is schoonheid louter een rekensom van details? No fucking way. Schoonheid wordt bepaald door een vlammetje in je lijf. Dat meestal geen flikker uitvoert, maar soms opflakkert. En dan weet je dat het mooi is.
Onscherp in een steegje
Soms maak ik per ongeluk een onscherpe foto. Dan heb ik de camera niet goed ingesteld. Gewoon slordig geweest. Of, vaker nog, gehaast. Meestal zijn die foto’s niet geweldig, maar een enkele keer zit er wel een happy accident tussen.
Het komt ook voor dat ik bewust onscherpe foto’s maak, of tenminste een deel van de foto onscherp laat. Dat was bij bovenstaande plaat het geval. Die maakte ik in een van mijn favoriete steegjes in Antwerpen. Zo’n plek met volle vuilcontainers, rondwaaiende verpakkingen, roestige nooduitgangen en graffiti van de illegale soort, niet die afgeborstelde goedesmaakgraffiti waarmee steden zich een tolerant imago aanmeten.
Het gezelschap dat me tegemoet kwam had de looks die bij de locatie hoorden. Op zo’n plek zie ik als plaatjesmaker liever geen zwervers, maar mensen die redelijk goed in de kleren zitten. Zulke lieden geven de foto meer dynamiek. Dat een van hen me een ietwat duistere blik en een gerimpeld voorhoofd toewierp, was het soort geschenk waarop je als straatfotograaf telkens weer hoopt.
Ik zie op Flickr, Instagram, Facebook en waar ook ter nette elke dag honderden foto’s voorbijschieten die veel scherper zijn. Op de dag dat schoonheid in cijfers wordt uitgedrukt – Google werkt vast al aan een algoritme dat dit kan – zijn die foto’s ongetwijfeld mooier en beter. Maar ik vind deze leuker. Want straatfotografie mag dirty zijn. Nee, bij momenten moet dat zelfs.