Foto’s zijn er om bekeken te worden. En dus wil haast elke fotograaf zijn of haar beste werk aan de wereld tonen. Veel mensen denken dan spontaan aan Instagram. Daar kan je in een vloek en een zucht foto’s plaatsen en duizenden mensen bereiken. Maar helaas, er is iets veranderd. Vandaar dit overzicht. Waar kan je als straatfotograaf (of welk ander soort fotograaf dan ook) voortaan je foto’s delen?
Instagram has left the building
In juli 2021 maakte Adam Mosseri, topman van Instagram, bekend dat de beroemde app zich voortaan niet meer op fotografie richt. Ja, je kan voorlopig nog foto’s blijven posten, maar het accent verschuift naar video’s, content creators (dat zullen wel influencers zijn), shopping en vermaak. Kortom, een concurrent van TikTok, bedoeld voor jonge mensen met oeverloze ambitie en (dromen van) een goedgevulde bankrekening.
Wie al langer actief is op Instagram, zag de bui al aankomen. De app toont veel foto’s de laatste tijd aan steeds minder mensen. Ik merk het zelf. Twee jaar geleden had ik hooguit de helft van het aantal volgers dat ik vandaag heb, maar werden mijn foto’s toch drie tot vier keer zoveel vertoond. Tegenwoordig krijgt amper tien procent van mijn volgers nog mijn foto’s te zien. Tegelijk is het aantal reels (korte videootjes met vaak geen of weinig inhoud) en advertenties dat de feed bevolkt spectaculair gestegen.
Je foto’s delen op Instagram is dus geen vanzelfsprekendheid meer. We are no longer a photo sharing app, zei de baas, en dat gaan we in de toekomst nog harder voelen. En dat is jammer. Instagram is, (sorry, meneer Mosseri) was met afstand de dominante app op het gebied van fotografie. Het was gebruiksvriendelijk en je bereikte er niet alleen collega-fotografen mee, maar ook eh… gewone mensen.
Facebook: het logge moederschip
De reden waarom Instagram de fotografie doodverklaart, ligt bij het moederbedrijf. Facebook is zelf deels ontworpen om foto’s te delen. Instagram werd destijds niet door Facebook opgekocht vanwege de toffe filters, maar om een jonger deel van de bevolking te bereiken. Dat was nodig, want Facebook is onder tieners en twintigers nooit zo populair geworden als bij oudere generaties. Het jonge volk is opgegroeid met snelle en visuele media als Instagram, Snapchat en TikTok.
Foto’s delen op Facebook is gemakkelijk. En hoewel het systeem de bestanden verkleint en dus de kwaliteit omlaag haalt, kan je er toch alle formaten op een aanvaardbare manier publiceren, zelfs beter dan op “Insta”. Maar Facebook is ook een rommeltje. Er staan naast fotografie nog drie miljard andere onderwerpen om aandacht te schreeuwen. Hoe de feed werkt, is voor velen ook een mysterie. Je weet nooit wat je mist en kan het amper controleren.
Foto’s op Facebook worden doorgaans niet méér bekeken dan op Instagram. Je hebt wel groepen waarin je foto’s kan delen, maar daar vind je haast alleen andere fotografen (waaronder zuurpruimen met belerende vingertjes). En zoals Facebook zelf al constateert, vergrijst het publiek. Ik heb ook de indruk dat de gemiddelde Facebook user de netwerksite almaar passiever gebruikt. Aan foto’s delen op Facebook zitten dus haken en ogen, al is het wel eenvoudig en moet je er niets voor betalen.
Twitter: een halve dagtaak
Twitter is de laatste jaren vooral bekend als speelterrein van grote ego’s en verongelijkte kinderen, maar schijnt stilletjes ook een kleine renaissance als fotodeelapp te beleven. Instagrammers wijken ernaar uit, heb ik horen vertellen. Ik ben er zelf twee jaar geleden juist vertrokken, omdat ik merkte dat je er een halve dagtaak van moest maken wilde je op Twitter een redelijk aantal mensen bereiken. Die kwamen dan vaak niet eens voor jouw foto’s, maar vanwege retweets van andermans content.
Recentelijk deed ik nog eens een experiment: er was in dat opzicht niets veranderd. Ook zijn er veel minder twitteraars dan instagrammers of facebookers: dat maakt de spoeling sowieso dunner. Er is nog werk aan de winkel. Twitter is visueel wel aantrekkelijker dan Facebook. Het oogt allemaal veel rustiger en foto’s komen er beter tot hun recht. Als je goed zoekt, vind je er ook best wat straatfotografie.
Flickr: de beste fotosite?
Naast de populaire netwerksites heb je ook plekken die zich, zoals Instagram in pre-Facebook-tijden, volledig op fotografie richten. Al actief sinds 2004 en zeer gerespecteerd is Flickr. Hier vind je bijna alles wat je als fotograaf kan wensen: weergave van je foto’s in de hoogste kwaliteit, genoeg opties om ze te delen (zoals via themagroepen en tags), en de mogelijkheid om ze in albums te plaatsen die je dan weer op andere sites, zoals Facebook, kan tonen.
Flickr focust ook echt op fotografie en je vindt er zowel amateurs als professionals. Alle genres zijn er vertegenwoordigd, er is veel straatfotografie te vinden. Als je wil, kan je de site ook gewoon gebruiken als back-up van je foto’s. Hoe actief je bent op Flickr en wie je foto’s kunnen zien, bepaal je zelf.
De nadelen dan maar? Je mag er maximaal duizend foto’s gratis op zetten, daarna moet je betalen (zowat 70 euro per jaar). De reden: Flickr is een peperdure site om te onderhouden. Het bedrijf heeft chronisch geldzorgen en is al enkele malen van eigenaar veranderd.
Verder heeft de komst van Instagram in 2010 de groei geremd. Daarvoor was Flickr een levendige site met fotografen die ervaringen en ideeën uitwisselden. Van die community is weinig over. Toch blijft het een goede plek om je werk te tonen. En ook niet onbelangrijk: langzamerhand kan je er met een fractie van het aantal volgers even veel mensen bereiken als op Instagram.
500px: geen Flickr-killer
De directe concurrent van Flickr is 500px. Die bestaat al jaren, maar blijft in de schaduw. 500px telt minder actieve gebruikers en themagroepen. Ook vind je er niet geweldig veel straatfotografie, daarentegen wel stapels gephotoshopte zonsondergangen, landschappen en portretten. Het oogt wat conservatiever en dat is 500px ook: een maker van abstracte fotografie zag zijn foto’s verwijderd worden, omdat ze volgens 500px geen fotografie waren. Terwijl de goede mens alleen maar creatief was.
Verder heeft 500px, net als Instagram, af te rekenen met mensen die bots gebruiken: programmaatjes waarmee iemand via automatische likes en dito commentaren de eigen populariteit wil opschroeven. Denk dus niet te gauw dat iemand een fan is van je werk. Hoewel 500px daar maatregelen tegen heeft genomen, zijn er nog actief. Net als bij Flickr heeft een gratis account beperkingen. Betaalde versies zijn er in twee varianten.
Positief is de interface: je foto’s worden bijna nergens zo mooi geëtaleerd als op 500px. Dat dan weer wel. De site ziet er gelikt uit. Ook kan je met een eenvoudige muisklik je digitale foto’s aanbieden voor verkoop. Wees gewaarschuwd: naar goed gebruik in de creatieve sector, blijft er voor de maker van het werk doorgaans maar een schijntje over.
EyeEm, PicFair, YouPic
Tijd voor wat kleinere namen.
- EyeEm lijkt een soort kruising tussen 500px en Instagram, en biedt eveneens foto’s aan voor verkoop. Ook daar ga je niet rijk worden. De app draait al jaren mee, maar lijkt desondanks weinig gebruikers te hebben: een veeg teken. Ik vond EyeEm zelf dermate onduidelijk dat ik de app dezelfde dag nog van mijn gsm heb verwijderd.
- PicFair is een beter georganiseerde variant, en biedt de mogelijkheid om van jouw foto’s fraaie artprints te laten maken. Dat zal dan voor eigen gebruik zijn, want de site is voor relevante zoektermen zowat onzichtbaar in Google. Het aantal bezoekers is vermoedelijk erg klein, ondanks dat ze pochen 400.000 gebruikers te hebben. Veel goede bedoelingen, heb ik de indruk, maar de foto’s die ik er ooit postte, werden amper bekeken.
- YouPic lijkt visueel een aardig alternatief voor 500px, maar hun marketing is weerzinwekkend. Ze proberen je op Instagram via fake accounts te strelen met complimentjes en beloftes (ze gaan nog net niet met je naar bed), en als je op de mooie woorden in wil gaan, moet je betalen. Hoeveel vertellen ze echter pas als je een account hebt aangemaakt. Mocht je dan alsnog afhaken, hebben ze in elk geval jouw data om door te verkopen. De enige foto’s waar de makers van YouPic echt van houden, zijn snapshots van hun banksaldo.
Foto’s delen: je eigen website
Last but not least: een eigen website. Als je een eigen site begint, heb je alle controle. Zowel over wat je publiceert als over hoe het eruitziet. Je hebt er geen last van de grootste plaag van de internetwereld (aandeelhouders) en de communicatie is nergens zo persoonlijk. De kosten hoeven niet hoger te zijn dan die van een Flickr-account. En je kunt nergens zo effectief aan een eigen reputatie werken. Elke topfotograaf heeft vroeg of laat een eigen site. Dat is geen toeval.
Nadelen zijn er ook. Hoewel er aardig wat systemen zijn die het maken van websites veel gemakkelijker maken dan vroeger (WordPress, Smugmug, Squarespace), is het in de praktijk toch lastiger dan de promotors daarvan beweren. Ja, met die pakketten in tien minuten een site bouwen, is mogelijk, maar een mooie en werkbare vraagt meer tijd.
Het moeilijkste van een eigen website is echter dit: bezoekers trekken. Daarvoor moet je content produceren, en dat betekent vooral veel en regelmatig teksten schrijven. Want woorden lokken tot nader order het volk bij Google. Schrikt je dat allemaal niet af (Marc Pennartz kan het ook!), dan is een eigen site altijd de moeite waard.
Geld over?
Zo, dat was een fijn lijstje….
Conclusie: als Instagram zich niet langer op de fotografie richt, dan betekent dit dat er een gigantisch gat in de markt is ontstaan. Er zijn weliswaar genoeg plekken om foto’s te delen, maar de lage drempel en het potentieel grote bereik van Instagram-zoals-het-was vind je nergens. Flickr is de meest positieve uitschieter, en raad ik hierbij met plezier aan, maar zelfs deze oude vos legt het qua potentieel toch af tegen het “Insta” van weleer.
Heb je nog wat geld over en zin in een start-up met miljardenpotentieel, grijp dan nu je kans.
LinkedIn is dit ook geen alternatief? Zelf ken ik het platform niet maar beter wel nieuwsgierig naar…
LinkedIn is gericht op werk en bedrijfsleven. Je ontmoet er collega’s, zakenrelaties, vindt er vacatures e.d. Hoewel je er foto’s kan delen, komen mensen er met andere intenties.